Subwerkgroep ransuilen

Subwerkgroepjes.
Binnen Vogelwerkgroep de Bevelanden bevinden zich subwerkgroepjes, zoals de Roofvogelwerkgroep en de Uilenwerkgroep. Deze subwerkgroepen van VWG de Bevelanden worden gecoördineerd door respectievelijk de Roofvogelwerkgroep Zeeland en de Uilenwerkgroep Zeeland.
De Uilenwerkgroep De Bevelanden houdt zich bezig met de bescherming van Kerkuilen en Steenuilen en daar is eind december 2011 ook de Ransuil als derde uilensoort aan toegevoegd.  

Slaapplaatsen vinden.
Voor het zoeken naar nieuwe slaapplaatsen geldt dat gebieden waar Ransuilen broeden, vaak ook goede gebieden zijn om slaapplaatsen te vinden. Behalve naaldbomen,  worden ook hulst, jeneverbes, klimop en meidoorn regelmatig gebruikt. In loofhout wordt meestal geslapen, zolang het blad nog aan de boom zit. Braakballen onder de slaapbomen zijn de beste indicatie voor een in gebruik zijnde slaapplaats en vaak de eerste aanwijzing voor een nieuw ontdekte slaapplaats. Sommige slaapplaatsen zijn overdag te tellen, maar uilen die in dichte bomen slapen moeten ´s avonds tijdens het uitvliegen geteld worden. Probeer de uilen bij het tellen zo min mogelijk te storen. Voor meer tips en richtlijnen is een handleiding op de website van Sovon beschikbaar. Kijk voor meer Ransuilennieuws op de website van Stichting Rans en Keruilenuilenwerkgroep Nederland Henk H. is onze nieuwe werkgroepleider Ransuilenwerkgroep Bevelanden, e-mail: Contact


De ransuil.
De Ransuil is een middelgrote slanke uil met opvallende oorpluimen. Ze zijn 35-37 cm groot en hebben een spanwijdte van 84-95 cm. Het verenkleed is aan de bovenkant geelbruin met donkere, op boomschors lijkende tekening, aan de onderkant licht roestgeel met opvallende, donkere lengtestrepen en fijne, donkere banden. Tijdens het broedseizoen, in de maanden maart en april, vinden baltsvluchten plaats in hun nieuw territorium. De vleugels worden tijdens deze vlucht onder hun lichaam tegen elkaar geslagen zodat een klepperend geluid ontstaat. 

Eierenleg.
De Ransuil broedt in oude nesten van roofvogels, kraaien en eksters. Er worden 3 tot 5 eieren gelegd. Na 4 weken komt het eerste jong uit het ei en al na enkele dagen zijn de oorpluimen zichtbaar. Zodra de jongen oud genoeg zijn om in de nestboom rond te gaan klauteren, worden ze “takkelingen” genoemd. Om hun ouders te laten weten waar ze zich bevinden, laten ze elk op een verschillende toonhoogte een bedelroepje horen. Het is dan ongeveer eind juni en dan kan men, zodra het helemaal donker is, aan de hand van deze bedelroepjes tellen hoeveel jongen dit paar heeft. 

Slaapplaatstellingen.
Omdat het ook in Nederland nog niet helemaal duidelijk is hoeveel Ransuilen er voorkomen, worden  er door SOVON ( Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland) vanaf eind  2011 slaapplaatstellingen georganiseerd. 

Voor activiteiten zie Agenda activiteiten

Foto Gerard H. ©. Ransuil takkeling


































Geen verslagen van Ransuilenbescherming