Binnen Vogelwerkgroep Bevelanden bevinden zich subwerkgroepen, zoals de Roofvogelwerkgroep en de Uilenwerkgroep. Roofvogelwerkgroep Zeeland en de Uilenwerkgroep Zeeland coördineren deze subwerkgroepen.
De Uilenwerkgroep De Bevelanden houdt zich bezig met de bescherming van kerkuilen, steenuilen en (sinds 2011) ransuilen.
Heb je een vraag of een melding over ransuilen, mail dan naar ransuilen-bevelanden@outlook.com.
Gebieden waar Ransuilen broeden zijn vaak ook goede gebieden om slaapplaatsen te vinden. Behalve naaldbomen, worden ook hulst, jeneverbes, klimop en meidoorn regelmatig gebruikt. In loofhout wordt meestal geslapen zolang het blad nog aan de boom zit. Braakballen onder de slaapbomen zijn de beste indicatie voor een in gebruik zijnde slaapplaats. Ze zijn vaak de eerste aanwijzing voor een nieuw ontdekte slaapplaats. Sommige slaapplaatsen zijn overdag te tellen, maar uilen die in dichte bomen slapen moeten ´s avonds tijdens het uitvliegen geteld worden. Probeer de uilen bij het tellen zo min mogelijk te storen. Voor meer tips en richtlijnen is een handleiding op de website van Sovon beschikbaar. Kijk voor meer Ransuilennieuws op de website van Stichting Rans- en Kerkuilenuilenwerkgroep Nederland.
Ransuilen zijn middelgrote slanke uilen met opvallende oorpluimen. Ze zijn 35-37 cm groot en hebben een spanwijdte van 84-95 cm. Het verenkleed is aan de bovenkant geelbruin met donkere, op boomschors lijkende tekening. Aan de onderkant licht roestgeel met opvallende, donkere lengtestrepen en fijne, donkere banden. Tijdens het broedseizoen, in de maanden maart en april, vinden baltsvluchten plaats in hun nieuwe territorium. De vleugels worden tijdens deze vlucht onder het lichaam tegen elkaar geslagen, zodat een klepperend geluid ontstaat.
De Ransuil broedt in oude nesten van roofvogels, kraaien en eksters. Er worden 3 tot 5 eieren gelegd. Na 4 weken komt het eerste jong uit het ei en al na enkele dagen zijn de oorpluimen zichtbaar. Zodra de jongen oud genoeg zijn om in de nestboom rond te gaan klauteren, worden ze ’takkelingen’ genoemd.
Om hun ouders te laten weten waar ze zich bevinden, laten de takkelingen elk op een verschillende toonhoogte een bedelroepje horen. Het is dan ongeveer eind juni. Zodra het helemaal donker is, kun je aan de hand van deze bedelroepjes tellen hoeveel jongen het paar heeft.
Omdat het ook in Nederland nog niet helemaal duidelijk is hoeveel Ransuilen er voorkomen, worden er door SOVON ( Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland) vanaf eind 2011 slaapplaatstellingen georganiseerd.
Voor activiteiten van de ransuilenwerkgroep zie Agenda activiteiten.